Schultes, Maiers en burgemeesters
Wie en wat was de Schulte? In de 12e eeuw was er het schoutambt Drenthe, Groningen en Vollenhove. Elk Dingspil had een "bannerschulte", een soort van vertegenwoordiger, bode van het centrale gezag.
Uit "oude herinneringen" tekent nog in 1733 de Schulte Diever als: wegens Hooger Overigheyt Bannerscholtes van Dieverder Dingspil, scholtes van Dieveren en Wapserveen. En dan komt de plaatselijke figuur naar voren, eerst nog in het Landrecht van 1412 onderschulte geheten.
Na het overlijden van de Schulte Diever en Wapserveen werd dit Schulteambt op 24 maart 1803 definitief met Vledder verenigd. In verband daarmee vroeg een ingezetene van Diever-Wapserveen of hij de bezwaren zijner ingezetenen mondeling mocht aanvoeren. Dit werd hem geweigerd. Sindsdien liet men niet meer van zich horen. Op een volgende lijst vindt men de achtereenvolgende Schultes en Burgemeesters welke Diever alzo heeft gekend.
Sinds 1612 komen de Ketels voor als Schouten van Diever, Wapserveen en Omstreken. Het is een zeer oud geslacht dat vermoedelijk afkomstig is uit Vorden en Omstreken. Over de oudste Ketels te Vorden is het volgende bekend: 1395, 1418, 1424, 1435 wordt vermeld Roelof van Hackfort, ook Ketel van Hackfort genoemd. Het grote aantal reeds vroeg vermelde personen Ketel maakt het duidelijk, dat dit geslacht zich in verschillende takken gesplitst moet hebben.
Behalve personen, die nog lange tijd in Zutphen en Deventer bleven, treden voor zover thans bekend is twee takken het meest op de voorgrond, n.l. de tak welke te Rhenen, Wijk bij Duurstede en Amersfoort voorkomt en de tak die in Drenthe, Overijssel en Groningen gevonden wordt.
Blijkens de op geheel verschillende plaatsen teruggevonden wapens van leden dezer takken, staat vast, dat zij behoren tot het oude geslacht Ketel genoemd van Hackfort, welker naam latere leden dezer takken dan ook weer hebben aangenomen.
Van Meppel is deze tak naar Diever gekomen, waar deze leden ongeveer 2 eeuwen lang als Schultes te Diever en Wapserveen worden vermeld. Hetzelfde familiewapen, wat op het Schultehuis in Diever staat, komt ook voor bij de oude familie Ketel van Hackfort te Vorden.
In 1461 was Hendrick Droste schulte van Diever. De Etten bepaalden in 1468 dat de Schulte van Deveren zal hebben eenen onderschulte. 1502 was Berend ter Mait schulte van Diever. In 1493 komt deze reeds als zodanig voor. 1521 krijgt Roelof Polman aanstelling als schulte van Diever.
1530 werd Jonker Hendrik van Barneveld alias magere Hein, die als Hopman van Karel van Egmond (1522—1536) den 21e Maart 1523 door hem tot schulte van Meppel was aangesteld en die het bevel voerde op het kasteel "De Kinkhorst", zolang Karel over Drenthe regeerde, door hem ook met het schuiteambt Diever begiftigd. Deze aanstelling of keuze strijdt met de aloude Landschaps gewoonterechten. Dienvolgens moest n.l. de schulte een geboren Drenth zijn. Karel beloonde Hendrick's diensten aldus, terwijl hij hem door de laatste benoeming tevens tot bannerschulte van het Dieverder Dingspil maakte.
1553 was Cornelis Trumper schulte van Diever. 9 Juni 1577 was Cornelis Trumper bannerschulte van het Dieverder Dingspil en schulte van Diever en Wapserveen. 16 September 1566: De raad van Financiën des Konings verlengt de pacht van Cornelis Trumper, schout te Dieveren, van een stuk land genaamd Alkinge goed, gelegen onder Dieveren, met een tijd van 16 jaren tegen een jaarlijkschen pachtsom van 55 goudguldens, in plaats van 48 goudguldens welke hij vroeger betaalde.
1595 Berend Ketel, geb. 1560, wordt in 1595 ereburger van Steenwijk en door Stadhouder Willem Lodewijk tot het ambt van schulte geroepen. Deze tak is vermoedelijk vanuit Meppel naar Diever gekomen. In 1628, 1620 en 1625 tekent hij als schout van Diever en Wapserveen. Hij schijnt tijdens zijn leven afgetreden te zijn, in dit geval zeer zeker na 1619. Is overleden voor Maart 1628.
1622 Helmich Ketel, geb. 1590, wordt het eerst als schulte vermeld op 20 April 1622, het laatst in 1642. 1642 Rijkert of Richard Ketel tekent als schulte 9 Mei 1644 en komt als zodanig ook nog voor 18 Januari 1660. 1660 Pierre Ketel wordt door Ridderschap en Eigenerfden (nog minderjarig zijnde), nadat Roelof Camerling afstand gedaan heeft van de nominatie voor Diever op 28 Februari 1660 den Stadhouder aanbevolen als schulte van Coevorden en Diever. Hij tekent 19 Mei 1666 als schulte en sterft denkelijk voor 23 Januari 1689, op welken dag Arnolt Franken verwalter was. Hij was tevens schulte van Wapserveen.
1689 Richard Ketel kreeg zijn aanstelling op 5 Maart 1689 door Ridderschap en Eigenerfden, die op 11 Maart 1690 den stadhouder verzoeken hem commissie te verlenen; overleden voor 21 Maart 1713 op welke datum Ridderschap en Eigenerfden een nominatie opmaken voor het vacante schuitambt. Ook hij was schulte van Wapserveen.
1723 Pierre Ketel Richardzoon. Aanstelling Ridderschap en Eigenerfden op 21 Maart 1713 met zijn oom Lambert Wijntjes als verwalter tijdens zijn minderjarigheid 1713 — 1724. Den 23 Maart 1723 kreeg Pierre machtiging om het schuitambt te bedienen namens Lambert Wijntjes, waarop Drost en Gedeputeerden hem beëdigen 28 April 1723. Zijn commissie als schulte met volle macht en zijn beëdiging dateren van 29 Maart 1724. Hij was tevens schulte van Wapserveen en stierf in 1737.
Met het overlijden van Piere Ketel Richardzoon was de familie-regeering der Ketels voor Diever afgesloten. Van 1595 tot 1737 heeft deze familie hier het heft in handen gehad. Bijna al dezen tijd bewoonde ze het huis aan den Brink, dat nu nog haar wapen boven de voordeur draagt.
1736 Arent Dannenburg. Aanstelling Ridderschap en Eigenerfden op 19 Maart 1737, commissie Drost en Gedeputeerden en eed 24 Maart d.a.v. Hij wordt door Ridderschap en Eigenerfden 18 Maart benoemd tot schulte van Meppel, Colder- en Nijeveen. Hij was op 24 Augustus 1736 schulte op Hoogersmilde, tegelijk met het ambt van Diever.
1738-1747 Lucas Nijsingh Hendrikszoon, geb. te Westerbork 8 Januari 1725 en reeds op 18 Maart 1738 door Ridderschap en Eigenerfden aangesteld tot schulte met Roelof Eleveld als verwalter (commissie van Drost en Gedeputeerden) en eed 3 Augustus 1747, nog in functie 14 April 1795 en overleden te Diever op 9 Maart 1803. Hij was tevens schulte van Wapserveen. 1749 De Heer Doctor L. Nijsingh scholtes met attestatie van Westerbork tot deze gemeente overgekomen.
1803-1818 Stephanus Jacöbus van Roijen, geb. 4 April 1764. Hem werd op 24 Maart 1803 toegestaan wijlen L. Nijsingh op te volgen in het schuitambt van Diever en Wapserveen, dat met dat van Vledder, alwaar hij op 29 Mei 1795 tot schulte was benoemd, werd gecombineerd. Hij bleef schulte, later maire van Diever totdat op 13 Juli 1819 het reglement van bestuur voor het platteland der provincie Drenthe, zoals deze provincie bij Koninklijk besluit van 14 November 1815 No. 68 in onderscheiden gemeenten is verdeeld en nader gearresteerd den 7 Oktober 1818 No. 130 in werking trad. Hij overleed ten badhuize te Bencheim 3 Augustus 1834.
1819—1847 Mr. Stephanus Jacöbus van Roijen, geb. 15 Februari 1796. De op dat tijdstip bestaande verdeling der gemeenten en hare besturen vervallen op dien dag. Als nieuw bestuur is aangesteld in Diever Mr. Stephanus Jacöbus van Roijen. Hij bleef in functie tot zijn overlijden op 1 Juni 1847. Hij werd als student ingeschreven te Groningen op 15 Oktober 1813 en promoveerde aldaar 17 Juni 1818 op een proefschrift getiteld "De crimine perjurie". Hij overleed na een smartelijk lijden van 5 maanden.
1848—1872 Stephanus van Roijen, zoon van zijn voorvoorganger, geb. 3 September 1798. Hij werd bij K.B. van 19 December 1847 No. 26 benoemd tot burgemeester en secretaris van Diever; op 12 Januari 1848 beëdigd en in functie als burgemeester. Op 5 Januari 1848 beëdigd als secretaris. Benoemd tot burgemeester van Middelstum 1 Juli 1872.
1872-1875 J. Pottinga Szn.
1875-1900 L.W. van Os
1900-1939 H.G. van Os (zoon van L.W. van Os)
1939-1975 J.G. Meijboom
1975-1991 H.G. Overweg
1992-1997 G.J.M. Cox
1997-1998 R.J Schaefer